Geluk
Het verhaal van Sunli in Leshan
Mijn vader rijdt het dorp van mijn Yeye en Nainai uit. Ik bewonder mijn vaders rijkunsten. Het weggetje is zo smal dat er net vier wielen op passen. Het lijkt of het weggetje kleiner is dan de auto. Op het platteland heb je geen stoepen, die je in de stad wel hebt. Ik zie veel huizen van één verdieping, maar hoe verder we het dorp uitrijden hoe hoger de gebouwen worden. Het valt mij op, dat er in de meeste oude huizen ook oude mensen wonen. Op een gegeven moment zie ik geen huizen meer, maar rijstvelden. We moeten over het weggetje heen, dat langs de rijstvelden loopt, om op de autoweg te kunnen komen. Alleen via de autoweg komen we in de stad. De autoweg is in tegenstelling tot het weggetje uit het dorp niet van beton, maar van asfalt. Deze autoweg heeft heel veel gaten in de weg. Mijn vader slingert heen en weer om zo te voorkomen dat we een gat in rijden. Het is druk op de autoweg. Naast de auto's zijn er ook voetgangers, fietsers, bakfietsers en boeren met waterbuffels op de autoweg.
Na een half uur rijden op de autoweg, komen we in de stad. Je ziet dan rijen flats van minimaal vier hoog en viaducten over viaducten.
"Als er nog meer auto's komen, dan kunnen we niet eens meer rijden", zegt mijn vader geïrriteerd.
Ondertussen wordt hij gebeld door zijn werknemers. Zij vragen hoe zij bepaalde dingen moeten aanpakken en wat voor materialen zij nodig hebben. Kort hierna wordt hij weer gebeld door een klant en mijn vader maakt met degene met wie hij spreekt een afspraak.
"Ik kom morgen langs, haole (goed), haole." zegt hij. De telefoon blijft de hele reis rinkelen.
Mijn vader parkeert netjes zijn auto voor ons flat. Ik pak mijn weekendtas en loop naar de vierde verdieping. Ik ben sneller boven dan mijn vader, dus ik bel aan. Mijn moeder doet de deur open.
"Heb je het naar je zin gehad?" vraagt mijn Mama onverschillig.
"Ja," antwoord ik boos terug.
"Heb je dorst of trek?" vraagt Mama.
"Nee, ik heb net een rijstbol gehad." zeg ik.
Mijn vader komt ook binnen, mompelt gedag, drinkt wat thee en gaat een dutje doen voordat hij weer naar zijn werk moet.
Ik zie dat mijn zusje en broertje diep geconcentreerd lego zitten te spelen.
Ik loop naar ze toe en ondertussen gaat mijn moeder naar het balkon en pakt mijn weekendtas uit. Ze haalt de vuile kleren eruit en legt ze in een emmer met water. Hoewel we een wasmachine hebben, wast ze toch veel met de hand. Ze vindt dat de kleren schoner worden als ze de was met de hand doet.
"Wat zijn jullie aan het maken?" vraag ik aan mijn zusje.
"Een huis, kijk, dat is mijn kamer, dit is van broertje en dit is van Papa en Mama." Zegt mijn zusje lief.
"En waar is mijn kamer?" vraag ik.
"Oww, dat ben ik vergeten," zegt mijn zusje onzeker.
Mijn broertje brabbelt en wijst ook vrolijk mee. Hij kan niet goed praten, want hij is maar drie jaar.
Samen met mijn zusje en broertje bouwden we mijn kamer. Opeens realiseer ik dat ik morgen een overhoring Mandarijn heb.
"Ik ga huiswerk maken," zeg ik gauw tegen mijn zusje.
"Okay," antwoordt ze begrijpend en knikkend.
Vervolgens loop ik naar de kamer, die ik met mijn zusje deel. Mijn broertje wil mij volgen, maar mijn zusje houdt hem tegen. Ik loop naar mijn kamer, doe de deur op slot en pak mijn boeken en schriften. Ik heb een nieuwe tekst geleerd en in de nieuwe tekst staan er 88 nieuwe woorden. Deze nieuwe woorden schrijf ik allemaal drie keer over. Ik kijk naar de bobbel op mijn middelvinger. Zo, die is dik en rood! Dit komt door te veel huiswerk. IJverig bereid ik mezelf voor op de toets.
Op een gegeven moment roept mijn moeder dat we moeten komen eten. Mijn vader is inmiddels al terug van zijn werk.
Ik zie vis, taugé, courgette, eend, tofu en mijn favoriet: gedroogd gestoomd varkensvlees. Lekker taai, zoet en zout. Mijn moeder zegt dat ik ook wat groente moet eten.
Braaf pak ik wat taugé en courgette.
Tijdens het eten is mijn vader het nieuws aan het volgen. De tv staat aan de overkant van onze glazen kast bij de eettafel.
Mijn moeder voert mijn zusje en broertje, want ze zijn nog te klein om zelf eten te pakken.
Na het eten sta ik voor de tv. Ik vind het nieuws niet interessant.
"Mag ik naar Jolly de Schaap kijken?" vraag ik.
"Heb je je huiswerk al gemaakt?" vraagt mijn vader op zijn beurt.
"Ja, ik heb alle nieuwe woorden drie keer opgeschreven. Wilt u mij straks overhoren?" vraag ik.
"Ja, is goed." antwoordt mijn vader.
Ik pak snel mijn boek en schrift, want ik weet dat mijn vader na het eten, zittend op de bank naar het nieuws kijkend snel in slaap zal vallen.
"Rooze (meigui)." zegt mijn vader op zijn Sichuanese toon.
"Wat?" vraag ik.
"Rooze," zegt mijn vader opnieuw.
Ik kijk naar het boek en mijn vader wijst het woord aan. Ik lees 'Roos' (玫瑰 méigui).
"Nee, het is roos met een tweede toon, Papa! Het is niet de eerste!" roep ik boos.
Mijn vader gaat gewoon verder met overhoren.
"Muis (鼠shǔ)."
Ik kon me niet herinneren dat ik voor muis moest leren. Wel voor boom (shù 树).
Ik kijk weer in het boek en mijn vader wijst het aan. Het is inderdaad boom.
Zo gaat het verder, mijn vader zegt af en toe karakters op de verkeerde toon. Hij kan alles wel lezen, maar hij zegt alles op z'n Sichuanees, waardoor ik het niet versta.
Mijn moeder kan mij helemaal niet helpen, want zij is nooit naar school geweest. Ze vertelde me dat ze rond mijn leeftijd voor haar waterbuffel zorgde. Het gras dat ze op de bergen verzamelde diende als voer voor de waterbuffel. Ze sneed het gras met een groot mes. Op haar rug droeg ze een grote rieten mand, waar ze het gras in verzamelde. Ook verzamelde ze gedroogde takken voor de oven van mijn oma. Naast het passen op de waterbuffel en het verzamelen van takken hielp zij Waigong ook mee op het land. Zo hielp ze mee met het oogsten en planten van rijst, aardappelen, courgette, watermeloen en ander groente en fruit. Mijn moeder zegt dat het werk op het land zwaar was en dat ze soms zelfs moest huilen, omdat het zo warm was.
Toen mijn moeder dertien werd, mocht zij van haar ouders naar school. Maar uit schaamte ging ze niet, omdat haar klasgenoten veel jonger waren dan zij. Haar twee broers en haar zusje gingen wel naar school.
"Wat voor nut heeft het nou als een meisje naar school gaat?" zeiden mensen vroeger tegen mijn moeder.
Maar ze heeft nu wel spijt dat ze haar kans niet heeft gegrepen en niet naar school is gegaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten